Verappartementisering neemt toe
Ieder jaar publiceert de Algemene Directie Statistiek enkele kerncijfers over het gebouwenpatrimonium, op basis van het kadaster. Wat opvalt aan de cijfers per 1 januari 2021 is de toenemende verappartementisering van onze woningmarkt. Appartementen, kamers en studio’s maken volgens het kadaster vandaag 27,65% uit van ons patrimonium.
In totaal kent Vlaanderen 909.253 appartementen, studio’s en kamers, terug te vinden in 138.863 gebouwen. Die gebouwen hebben op die manier een gemiddelde omvang van 6,55 appartementen per gebouw. Sinds 2018 zien we op dat vlak overigens een trendbreuk. Het gemiddeld aantal appartementen per gebouw daalde tussen 1992 (7.06) en 2018 (6,4) elk jaar een fractie. Dat is een illustratie dat bij binnenstedelijke reconversie kleinere projecten de overhand namen.
Ook wat betreft de verdeling onder de woningtypes, is een terugblik in de tijd nuttig: in 1992 waren het immers niet de vrijstaande woningen die dominant waren maar wel de rijhuizen. 28% van alle woningen was toen een rijhuis, weliswaar nauw gevolgd door de vrijstaande woningen met 27,93%. Daarna volgden de halfopen bebouwingen met ongeveer 1/5de en vervolgens pas had je de appartementen op 16,17%.
Sinds 1992 zijn er netto 836.505 woningen bijgekomen. Slechts een kleine 11.000 daarvan zijn rijhuizen. Met als gevolg dat het aandeel van de rijhuizen is geslonken tot 21,2%. Vergelijk dat even met de appartementen: daarvan zijn er 512.699 aan de woningvoorraad toegevoegd. Meer dan 60% van alle netto extra woningen sinds 1992 zijn appartementen. Desondanks zijn er toch ook wel veel vrijstaande woningen (+224.911) en halfopen bebouwingen (+116.083) gebouwd. Het zijn bijgevolg vooral de rijhuizen die in het kader van reconversieprojecten worden omgevormd.
Dit alles zal bij stedenbouwkundige experten dan ook de logische vraag opwerpen: gaat de verappartementisering wel snel genoeg? En gebeurt ze op de juiste wijze? De verappartementisering lijkt nu namelijk ook niet meteen het extra ruimtegebruik in te perken. Wat de cijfers uit de kadastrale statistiek zo illustreren is dat de bouwshift vooral ook een verhaal is van het tegengaan van stadsvlucht, meer nog dan een strijd van het ene woningtype tegen het andere.
Bron: Cib.be
overzicht
In totaal kent Vlaanderen 909.253 appartementen, studio’s en kamers, terug te vinden in 138.863 gebouwen. Die gebouwen hebben op die manier een gemiddelde omvang van 6,55 appartementen per gebouw. Sinds 2018 zien we op dat vlak overigens een trendbreuk. Het gemiddeld aantal appartementen per gebouw daalde tussen 1992 (7.06) en 2018 (6,4) elk jaar een fractie. Dat is een illustratie dat bij binnenstedelijke reconversie kleinere projecten de overhand namen.
Historie
Op 1 januari 1992 (net geen 30 jaar terug dus) telde Vlaanderen ‘slechts’ 56.137 appartementsgebouwen. Minder dan de helft dus. We zien het groeitempo in het aantal gebouwen ook niet echt vertragen: het aantal appartementsgebouwen neemt jaarlijks tussen 2,5% en 3% toe. Tot 2018 steeg het aantal gebouwen sneller dan het aantal appartementen maar die trend is dus gekeerd: het aantal appartementen groeit sinds 2018 jaarlijks met tussen 3% en 3,5%.Ook wat betreft de verdeling onder de woningtypes, is een terugblik in de tijd nuttig: in 1992 waren het immers niet de vrijstaande woningen die dominant waren maar wel de rijhuizen. 28% van alle woningen was toen een rijhuis, weliswaar nauw gevolgd door de vrijstaande woningen met 27,93%. Daarna volgden de halfopen bebouwingen met ongeveer 1/5de en vervolgens pas had je de appartementen op 16,17%.
Sinds 1992 zijn er netto 836.505 woningen bijgekomen. Slechts een kleine 11.000 daarvan zijn rijhuizen. Met als gevolg dat het aandeel van de rijhuizen is geslonken tot 21,2%. Vergelijk dat even met de appartementen: daarvan zijn er 512.699 aan de woningvoorraad toegevoegd. Meer dan 60% van alle netto extra woningen sinds 1992 zijn appartementen. Desondanks zijn er toch ook wel veel vrijstaande woningen (+224.911) en halfopen bebouwingen (+116.083) gebouwd. Het zijn bijgevolg vooral de rijhuizen die in het kader van reconversieprojecten worden omgevormd.
Dit alles zal bij stedenbouwkundige experten dan ook de logische vraag opwerpen: gaat de verappartementisering wel snel genoeg? En gebeurt ze op de juiste wijze? De verappartementisering lijkt nu namelijk ook niet meteen het extra ruimtegebruik in te perken. Wat de cijfers uit de kadastrale statistiek zo illustreren is dat de bouwshift vooral ook een verhaal is van het tegengaan van stadsvlucht, meer nog dan een strijd van het ene woningtype tegen het andere.
Bron: Cib.be